Fotograaf
Mijn beker vloeit over: hoe polyamorie mij bij de kern van het Christendom brengt
Hoe mijn liefdesleven eruit zou zien was voor een groot deel al impliciet ingevuld vanaf het moment dat ik geboren werd. Ik zou in de loop van mijn tienerjaren verliefd worden, op een meisje natuurlijk, bij voorkeur ook christelijk. We zouden een jaar of vier verkering hebben, vervolgens zou ik haar ouders om haar hand vragen. We zouden vroeg in onze twintiger jaren trouwen, dán seks hebben, dan kinderen krijgen, dan nog lang en gelukkig monogaam leven. Ik keek er als kind oprecht naar uit, en fantaseerde over die zondag dat er opeens een nieuw meisje voor me in de kerk ging zitten, met donkerbruine krullen en een prachtige lach (ik was 10 en Hind van Idols kon zo mooi zingen). Het liep allemaal anders.
Wat volgde waren namelijk een paar pittige tienerjaren in de kast, waar ik met horten en stoten op mijn twintigste uit kwam. Op mijn 21ste kreeg ik een relatie met Matthijs. Een zoete, eerste relatie, eentje volgens het boekje. Trots liet ik iedereen zijn foto zien. Wat wel een stempel drukte, was mijn berg aan onzekerheden die ik tijdens mijn jaren in de kast had opgelopen. Een laag zelfbeeld maakt relaties moeilijk. Matthijs had meer ervaring met daten dan ik. Hij vertelde over zijn Amsterdamse scharrels met hun open relaties. Het maakte Matthijs ook nieuwsgierig naar non-monogamie. Ik schrok daar enorm van, want in mijn hoofd stond interesse in anderen gelijk aan geen interesse in mij. Zijn verliefdheid voor mij was eindig, schaars zelfs: het kon op raken. Als een taart met een beperkt aantal punten. Hoe meer taartpunten hij aan anderen zou geven, hoe minder taart er voor mij overbleef. Die anderen waren dus mijn competitie. Hoe kon ik al die knappe jongens van Grindr verslaan, met mijn lage zelfbeeld? Ik was een slungel met weinig vrienden, ik maakte geen kans. Ik was nog zoekende naar wie ik was en wat ik te bieden had. Vroeg of laat zouden we erachter komen dat er voor mij geen taart meer over was, dacht ik, en zou ik alleen achterblijven. Zonder taart en zonder Matthijs. Monogamie was de enige manier om Matthijs krampachtig bij me te houden.
Manoj stapte in ons leven in 2017, toen Matthijs en ik zo’n twee jaar verkering hadden. Matthijs en Manoj hadden jaren daarvoor uitgebreid gechat, via dezelfde datingapp waar ik Matthijs had leren kennen. Manoj zocht nu weer contact met Matthijs, maar toonde ook interesse in mij. Hen was al bekend met polyamorie, had er veel over gelezen, en werd binnen no-time verliefd op Matthijs en mij, en op ons als stel. Ik kon het moeilijk volgen. We spraken met z’n drieën af in de Trut, een heerlijke queer club in Amsterdam West. Waar de drank bijna niks kost; je betaalt er een euro of twee voor een gin & tonic zonder ijs. Alleen open op zondagavond: Trut-gangers werken niet op maandag. Hier komen mensen die zich afzetten tegen de verwachtingen van de maatschappij. Kunstenaars, polyamoristen, potten, flikkers en queers. Het voelde fijn om bij Manoj in de buurt te zijn. Tot mijn verbazing eindigden we de avond in een dansende omhelzing, midden op de dansvloer, met z’n drieën, elkaars armen strelend, zonder dat het nog duidelijk was wiens armen je nu precies aanraakte. Het was enorm bevrijdend en een beetje eng. Er is nou eenmaal weinig zo eng als vrijheid.
Monogamie is een sociaal construct: bedacht door mensen (net als talen, landsgrenzen en bezit bedacht zijn door mensen). Niet geheel toevallig ontstond monogamie in dezelfde tijd dat men aan bezit ging doen (bezit van oogst, erfgoed, grond, land en later geld). Huwelijken waren in eerste instantie zakelijke deals tussen families. Niet voor niets spreken we over een "markt" waar vrijgezellen al dan niet "goed in liggen". Monogamie is gestoeld op een denkwijze die uitgaat van schaarste. Op het idee dat dingen opraken, meestal sneller dan je zou willen. Bezit is schaars, tijd is schaars, geld is schaars, middelen zijn schaars, woonruimte is schaars, potentiële partners zijn schaars (vooral als je queer bent), en bovenal: liefde is schaars. Je loopt dus altijd het risico tekort te komen. Partners worden daarom geclaimd en beschouwd als bezit. Om de relatie wordt een hek gebouwd. Nu ben je van mij, nu ben ik voorzien, en nu kom ik nooit meer tekort, tot de dood ons scheidt. Waar een hek is, is de mogelijkheid tot ontsnappen, en zo ontstaat het concept ‘vreemdgaan’. Schaarste als uitgangspunt overheerst trouwens ons hele leven in het kapitalistische Westen; onze politiek, onze economie - alles is erop gebouwd. Het creëert een individualistische cultuur waarin we allemaal voor onszelf moeten opkomen, ons eigen bezit moeten beschermen. Ieder voor zich. Zo wordt alles in het leven transactioneel. Voor wat hoort wat. Waar bezit bestaat, kan gestolen worden, dus gaat er - net als bij onze relaties - een slot op onze voordeuren en een alarm op onze auto. Het is eigenlijk een bange manier van leven.
Als kind was een van mijn lievelingsverhalen uit de Bijbel die van het wonder van de vijf broden en de twee vissen. Het was als een sterke goocheltruc, ik raakte er niet over uitgedacht. Jezus trekt zich terug bij het Meer van Galilea, waar hij wordt opgezocht door een grote menigte van duizenden. Het is al laat en men heeft nog niet gegeten. “Stuur ze toch naar huis,” zeggen enkele van zijn vermoeide discipelen. Jezus is ook moe, maar hij heeft medelijden en besluit de menigte niet weg te sturen. “Maar we hebben hier niks te eten. Alleen vijf broden en twee vissen,” klagen de discipelen. Schaarste. Jezus breekt de vijf broden, spreekt een gebed uit, en laat de broden uitdelen. En het wonder geschiedt: iedereen eet, tot-ie verzadigd is. Sterker nog: er blijft meer brood over dan men in eerste instantie had. Twaalf volle manden. Overvloed.
Tussen Manoj en mij ontstond een steeds intiemere band. Het was een connectie die ik moeilijk kon categoriseren. Was het vriendschap? Was het romantisch? Mensen die ons niet goed kenden begonnen te vragen of we een relatie hadden, waarop we elkaar twijfelachtig aankeken en voorzichtig glimlachend ja knikten. Dat ja-knikken ging met steeds meer overtuiging. Matthijs verdween niet uit beeld, integendeel. Er ontstond langzaam maar zeker een situatie waarin ik tot mijn eigen verbazing twee relaties had. Twee compleet verschillende, unieke, fijne connecties met twee mensen die elkaar ook nog eens lief vonden. Mijn angst voor non-monogamie werd links en rechts ingehaald door mijn realiteit. Mijn liefde werd niet gehalveerd en opverdeeld, zij vermenigvuldigde. Liefde in het kwadraat. Inmiddels ben ik omringd door een heel ecosysteem van lieve mensen.
Wie uitdeelt, geeft, gunt, loslaat, die vermenigvuldigt. Liefde is geen taart die op kan. Liefde is als de vijf broden en de twee vissen. Het wordt meer, naarmate je het aan meer mensen geeft. Het werkt aanstekelijk, als een brandende fakkel die je bij een andere fakkel houdt. Dat levert niet twee halve vlammetjes op, maar twee hele vlammen. Er bestaat niet zoiets als een halve vlam.
Het verhaal van de wonderbaarlijke spijziging begint met de dood van een dierbare van Jezus: Johannes de Doper is bruut vermoord op bevel van de koning. Een pijnlijke herinnering aan de eindigheid, de schaarste van het leven. Het is bijna alsof Jezus zich genoodzaakt voelt op die schaarste te reageren met het wonder van de overvloed. Hij had de menigte ook naar huis kunnen sturen en het brood kunnen verdelen onder zijn twaalf vrienden, maar hij kiest voor het wonder. Later maakt hij die cirkel rond. Jezus breekt nog een keer het brood, tijdens het laatste avondmaal. Deze keer is het brood een symbool geworden van zijn eigen lichaam: "Dit brood is mijn lichaam, neemt, eet." Hij breekt zichzelf, offert zichzelf, en deelt zijn leven uit. Hij sterft, maar dwars door zijn dood heen overwint hij de Schaarste, de eindigheid. Door het brood/lichaam te breken en uit te delen, ontstaat de ultieme Overvloed: eeuwig leven en genade voor iedereen. Het is precies hetzelfde wonder als die met de vijf broden en twee vissen. Wie uitdeelt, die vermenigvuldigt. Leven in Overvloed.
De lessen die ik leer door polyamoreus te leven, brengen me bij de kern van de christelijke traditie waar ik uitkom. Door mijn liefdesleven, dat gebouwd is op een heilig geloof in overvloed, leer ik inzien dat dat bij uitstek de boodschap is die Jezus verkondigt. We zijn bevrijd van schaarste, we hoeven niet te bezitten, there’s enough love to go around. Wat een last valt er dan van je schouders. We mogen ontspannen en loslaten. We mogen uitdelen en erop vertrouwen dat er genoeg is voor iedereen. “De Heer is mijn herder, het ontbreekt mij aan niets.” Sterker nog: mijn beker vloeit over.
© Joel Quayson